Korte beschrijving van het Amduat

Het eerste uur is overgangsperiode, waarin de stervende zonnegod met zijn zonnebark onder de horizon in het westen verdwijnt en bij het ingaan van het hiernamaals door de hemelgodin Nut wordt ingeslikt. In dit proces neemt hij de daar wachtende zielen van overledenen mee op. Ra biedt hen een plaats aan in zijn zonnebark, de bark van de miljoenen. In het eerste uur van het Amduat wordt Ra vergezeld door twee groepen van negen bavianen, die hem toezingen terwijl hij het Dodenrijk binnenvaart. Zij openen voor hem de poorten. Twaalf slanggodinnen verlichten voor hem de duisternis.

In het tweede uur vaart Ra naar het gebied Wernes. Begeleidt door andere goden vaart de zonnegod. Wernes is een paradijselijke variant van Egypte, waarvan voor de levenden een glimp bij het ondergaan van de zon zichtbaar is en waar de doden hopen zich te mogen vestigen. Daar kent hij landrechten toe aan de graangoden.

In het derde uur brengt de zonnegod Ra alle goden van het Dodenrijk weer tot leven door hen lucht, water, velden en licht te verlenen. Meer schepen en goden begeleiden de zonnegod hier door de wateren van Osiris.

Het vierde de uur is een gebied van toenemende duisternis. Hier verschijnen de eerste obstakels, veroorzaakt door de ongeordende chaos. Het water van de hemelse Nijl droogt op, waardoor de zonnebark vastloopt en moet wordt voortgetrokken. Door magische krachten verandert deze in een reusachtige slang, die over het woestijnzand voortschuift. Dit echter ten koste van het licht van de zonneoog van Re, welke aan Thot en Sohar/Horus in bewaring moet worden gegeven. Het vierde uur vormt een passage die de weg naar de ‘poort van de doorgangen’ vormt. Het is de ingang en de route naar het lichaam van de dodengod van Memphis met de havikskop, Sokar en het graf van Osiris. De passage wordt bewaakt door slangen met mensenhoofden en korte poten of vleugels en verscheidene slangen koppen.

In het vijfde uur wordt de bark van Ra over een heuvel getrokken die de ‘heuvel van Sokar’ wordt genoemd. In diepe duisternis bereikt de zonnebark de grot van de van Sokar, waar het zonneoog wordt bewaard. Hier verenigt Re zich met Sokar en Osiris (en alle andere zielen) en gezamenlijk wordt de strijd tegen de machten van chaos en duisternis aangebonden. De heuvel stelt het graf van Osiris voor. De heuvel wordt geflankeerd door zijn twee zussen Isis en Nephtys in de vorm van wouwen. Het sleeptouw van de boot wordt vastgehouden door een zwarte mestkever. Dit is de nachtelijke gestalte van Ra voor in de vorm van de scarabee Chepri. De toegang tot de heuvel wordt bewaakt door vier hoofden die vuur spuwen. In dit stadium van de reis verschijnt ook de oerbelichaming van Ra in de vorm van Sokar. Hij balanceert op een slang die uit een berg zand op de rug van de dubbele leeuw, de aardgod Aker komt. De slang heeft aan de ene kant een mensenhoofd en aan de andere kant drie slangenkoppen.

In het zesde uur bereikt de zonnebark na de woestijn van Sohar het oerwater van Nun, de bron van de schepping. In deze oerbron, halverwege zijn reis, om middernacht, verenigt de zonnegod (samen met alle zielen) zich weer met zijn lichaam en hervindt zijn levenskracht. In dit uur ontmoet Ra de maangod Thot, die verschijnt in de vorm van een baviaan die zijn andere manifestatie, een ibis, vasthoudt. Thoth is hier het sticht hier een stad voor de goden en koningen van Egypte. Ra ontmoet ook een verschijningsvorm van zichzelf in de vorm van de mestkever Chepri. Na de dood werd het lichaam van Chepri gehuld in het lichaam van een vijfkoppige slang.

In het zevende uur vaart Ra voorbij de vijanden van Osiris. Deze demonen dreigen de beschermers van Osiris met een lasso te vangen en te onthoofden. Daarna komt Ra oog in oog te staan met zijn grootste vijand, de slang Apophis. Deze wil de aan de ondergegane zon gelijkgestelde overledene opslokken. Door magische bescherming kan Ra in contact treden met Apophis die wordt bedwongen. Messen op het slangen lijf van Apophis maken hem onschadelijk. Indien dit niet voldoende zou zijn, houdt de schorpioengodin Selket zijn kop in bedwang en houdt de ‘Bestuurder van de messen’ zijn staart vast. Vanaf dat moment is ook de beschermende Mehen-slang als vervanging van de kajuit rondom het lichaam van de farao aanwezig. Met uit de oerbron geputte hernieuwde kracht en met behulp van de magische krachten van Isis en andere goden, behaalt de zonnegod de overwinning op Apofis, de slang van chaos en duisternis) en herstelt de kosmische orde.

In het achtste uur moet Ra andere vijanden trotseren. Gelukkig weet hij zich omringd door staven met mensen hoofden, die elk een mes hanteren om er demonen mee te vernietigen. Diverse goden met ratten- en mangoestekoppen roepen naar Ra wanneer hij langs hun grot trekt. Nu het grootste gevaar is geweken, voorziet de zonnegod de nieuwe overledenen van lichtgevende linnen kleding.

In het negende uur ontmoet Ra de twaalf verontrustende bewakers van Osiris. Het zijn vuurspuwende cobra’s die leven van het bloed van hun gevangenen. Veel minder intimiderend zijn de goden waar Ra langs vaart, die verantwoordelijk zijn voor het kerven van bomen en planten en die palmtakken in hun handen houden. Vooraf gegaan door een escorte brengt de triomferende zonnegod kleding, brood en bier naar de overige bewoners van het hiernamaals, terwijl deze vuurspuwende cobra’s zijn pad verlichten en de resten van chaos reinigen.

In het tiende uur begint Ra zich voor te bereiden op zijn wedergeboorte in de ochtend. Hij geeft zijn gewapende escorte van twaalf goden opdracht zijn laatste vijand op te sporen. Zelf transformeert hij in een mestkever, de verschijningsvorm van de jonge zonnegod Chepri. Hier wachten ook de zielen van de verdronkenen (die niet als mummie begraven zijn) op het oordeel van de in de zonnebark aanwezige god Osiris.

In het elfde uur heeft Horus de leiding over de laatste slachting van de vijanden van Osiris. Dit bloederige tafereel vindt plaats in de vuurkuilen. Ra heeft de gevaren van het Dodenrijk overleefd en het laatste uur voor de dageraad is aangebroken. Alles wordt gereed gemaakt voor de zonsopgang, de wedergeboorte uit het lichaam de hemelgodin Nut.

In het twaalfde uur wordt de zonnebark door het lichaam van een enorme slang getrokken. De zonnegod gaat via het achterste van de slang naar binnen en komt uit de mond tevoorschijn als de scarabee Chepri. De zonnebark wordt voorafgegaan door deze mestkever. De bark wordt getrokken door een grote groep goden en godinnen. Hier komen de grenzen van de registers in een boog bijeen. Chepri rolt de zonneschijf over de gebogen rand heen. Dit stelt de opkomst en wedergeboorte van de zon aan de oostelijke horizon voor. De mummie van Osiris blijft in het Dodenrijk achter. De herboren zonnegod Ra zet vanaf dat moment zijn reis voort in zijn dagbark. Een nieuwe cyclus in de strijd tegen de chaos is begonnen

Dit bericht is geplaatst in Introductie Amduat. Bookmark de permalink.