Namen van de godin met rode kroon en de slang:
278 (godin met rode kroon):
Tekst bij de godin: <Zij bestaat bij het rijzen.>
279 (mens-hoofdige slang): Hij met het hoofd die de waterweg bewaakt.
Tekst bij de slang: <Hij bestaat als de bewaker van de weg, zonder dat hij dagelijks naar een andere plaats gaat.>
naam van de deur: <Mes van de aanmeerplaats>
Naam van zandpad: <Het pad naar Rosetau. Deze poort>
Het boven register start met een staande godin(27*) met op haar hoofd een rode kroon. Tegenover haar staat een slang(279) met vier poten en een mensen-hoofd met de goddelijke baard; de scène is weggestopt onder het eerste dalende deel van het pad van de Plaats Rosetau
Namen van de drie slangen, opgerolde cobra, een god en de driekoppige slang:
280-282 (slangen): Zij die op hun buiken liggen.
283 (cobra): Selkis.
284 (god die twee pupillen in uitgestrekte handen houdt): Hij die de twee goden scheidt.
285 (veelkoppige slang): Grote God.
Tekst bij de drie slangen: <Zij bestaan op deze wijze,
zonder dagelijks naar een andere plaats te gaan
We zien een voorbeeld in de naam van de god (284) die tussen de rechtopstaande slang (283) en de driekoppige, gevleugelde slang (285) in het bovenste register staat: “Hij-die-de-twee-goden-scheidt.” Deze god kan alleen Thoth zijn, de goddelijke boodschapper en Schriftgeleerde, die de Egyptische god van de wijsheid werd. hoe onaangenaam dat ook moge zijn. Seth is een god van instinctieve driften; hij is agressief, strijdlustig en impulsief. Telkens wanneer hij de gelegenheid vindt om verwarring te stichten, doet hij dat. We zien bijvoorbeeld in de tempel van Edfu dat zijn brute kracht, dat wil zeggen, de “wet van de jungle,” wordt belichaamd in zijn afbeelding als een nijlpaard.
In een gewelddadige episode van de mythe, rukt Seth het oog uit van Horus, en belemmert zo metaforisch, met zijn blinde instinctieve de ontwikkeling van hoger inzicht en bewustzijn. En toch, suggereert het einde van de mythe dat de demonische aard van Seth ook een helende functie heeft. We zullen dit reddende aspect tegenkomen in het zevende uur van de Amduat, wanneer Seth zich volledig overgeeft aan de dienst van de zonnegod: met de hulp van Isis, beschermt hij de zonnegod en zijn entourage van de kwade aanval van Apopis.
De Egyptenaren vonden de complementaire aspecten van het leven veel te belangrijk om onbelicht te laten. Dus, op de een of andere manier, moesten deze beide mythologische antagonisten erkend en geaccepteerd worden. De strijd tussen de twee vijanden kon niet eindigen met de volledige vernietiging van de duistere en kwade krachten zoals voorgesteld door Seth, noch was het mogelijk om het kwaad naar buiten te projecteren in een soort zondebokpsychologie. In de Egyptische kijk op de dingen, kon er geen poging worden gedaan om een manier te vinden om het niet te laten bestaan; het moest een realiteit blijven, altijd aanwezig met alle dreiging die het vormde. De rijkdom van de Egyptische gedachte wordt onthuld in deze acceptatie van het feit dat tegenstellingen nooit worden opgelost, maar in plaats daarvan maar blijven voortbestaan, consistent in al hun problematiek en polariteit. Denk hierbij ook aan het symbool van de tweekoppigen, dat we in het tweede uur hebben ontmoet.
De verschillende toespelingen op de mythe van Osiris in het vierde uur van het Amduat kondigen een nieuw thema aan: het begin van een transformatie van bewustzijn. Het centrale beeld van het middenregister representeert de god Thoth (284). Traditioneel, in de versies van de mythe, verschijnt hij in de de rol van degene die de ruzie bijlegt. In deze scène presenteert hij het heilige “Oog” (aan Osiris-Sokar), het Oog dat altijd bedreigd wordt door de krachten van de duisternis. Het beeld is dus een toespeling op het gewonde oog van Horus, dat met behulp van Thoth wordt vernieuwd. Maar daarnaast symboliseert het aan Osiris-Sokar geofferde oog het licht, dat in Egyptische teksten vaak wordt omschreven als het “oog van de god”, en dat veilig wordt beschermd door de aardgod Sokar in het duistere rijk van dit gebied van de nacht.
KV 11/ Tombe Ramses III. Detail boven-register vierde uur. Drie slangen (280-282)
KV 11/ Tombe Ramses III. Detail boven-register vierde uur. Veelkoppige slang (285 )
Tekst bij Selket(283):
<Zij bestaat op deze wijze,
haar plaats is bij Rosetau, aan het begin van deze weg.>
Tekst bij de god met twee pupillen(284):
<Hij is op deze wijze als een beeld van Horus zelf. Hij scheidt het beeld op het ontoegangkelijke weg.>
Tekst bij de veelkoppig slang(285):
<Hij bestaat op deze wijze in de Onderwereld aan de ingang van de ontoegankelijke weg van Rosetau. Hij leeft van de wind van zijn twee vleugels, zowel zijn lijf als zijn koppen.>
Achter het pad zien we drie slangen(280-282). Daarvoor zit een opgerolde uraeus-slang(283). Hij kijkt in omgekeerde richting. Dit is de schorpioenen-godin Selkhet. Achter haar staat een god met in zijn uitgestrekte handen twee pupillen(284). De slang die achter hem staat heeft vleugels en drie koppen(285).
Namen van Seth-hoofdige godheid, de tweekoppige slang en vier goden:
286 (Seth-hoofdige god): Verdeelaar van de onderwereld
287 (tweekoppige slang): Neheb-kaw
288 (God met het hoofd van een krokodil): Wiens hoofd looft
289 (god met valkhoofd): Die de onderwereld looft
290 (godin met witte kroon): Een Zuidelijk
291 (godin met rode kroon): Een Noordelijke
Reliëf van KV 17, het graf van Seti I
Gang D, detail boven en midden register uur 4, met o.a. 283, 284,285 en 286.
Deze hellende gang is gedecoreerd met het vierde uur van de Amduat,
tekst bij Seth-hoofdige god(286):
<Hij bestaat op deze wijze als het beeld gemaakt door Horus.>
Hij scheidt de twee goden op deze manier.>
Tekst bij Neheb-kau(287):
<Hij bestaat op deze wijze op zijn plaats van de ontoegankelijke weg, van het pad van Rosetau, zonder dat hij ooit dagelijks naar een andere plaats gaat. Hij leeft van de adem van zijn mond.>
tekst bij de god met valken-hoofd, godin met witte kroon en godin met rode kroon(288-291):
<Zij bestaan op deze wijze als beelden gemaakt door Horus. Zij over wie de ‘beschermer’ waakt als de aarde beeft, die de weg wijzen naar de mysteriën op deze ontoegankelijke weg.>
Een Seth-hoofdige (Seth-dier) god(186) met ankh-teken en was-scepter kijkt rechts in de richting van een tweekoppige slang(287).
In de Egyptische visie op de mens, is het de ka-ziel die het inzicht draagt, kennis en levendigheid bevat, afkomstig uit het rijk van Osiris. In het bovenste register van het vierde uur vinden we een god in de vorm van een tweekoppige slang genaamd Neheb-kau (287), een naam die al voorkomt in de Piramide Teksten (spreuk 340). Deze god worden geïnterpreteerd als degene die de eeuwige krachten van de ka-ziel teruggeeft aan hen die met succes het Oordeel van de Doden hebben doorstaand.
In de oude Egyptische visie op de totaliteit van een individu, zien we een veelheid van fysieke en psychische delen, die onderling verbonden zijn. Dit geldt niet alleen in dit leven, maar ook voor het leven in het hiernamaals. Dit feit is waarom, in het Amduat, het van zo’n grote urgentie is dat de Ba-ziel verenigd wordt met het lichaam / het stoffelijk overschot evenals met de Ka. Alleen deze vereniging garandeert dat de overledene zijn of haar volledige en totale leven zal terugkrijgen, zijn of haar integriteit. Persoonlijke heelheid bestaat niet alleen uit het lichaam, dat in de boeken van de onderwereld vaak “vlees” wordt genoemd (dat helemaal niet zielloos is, want er bestaat geen dode materie in de oudheid), maar ook uit de Ba, de Ka, het hart (als de zetel van intellect en emoties), de schaduw- wat natuurlijk niets te maken heeft met de term “schaduw” uit de moderne analytische psychologie, maar eerder een gedeeltelijke ziel aanduidt die rondzwerft boven en onder de aarde, dat wil zeggen in de onderwereld, en tenslotte de naam.
In tegenstelling tot de vrij bewegende en dus vogelvormige Ba-ziel, is de Ka verbonden met het lichaam van de overledene, dat in rust is. Bij de dood verlaat de Ka, of levenskracht, het lichaam van de overledene. Alleen de op magische en rituele wijze tot stand gebrachte hereniging van het lichaam van de overledene met zijn of haar Ka-ziel garandeert toekomstige bescherming van de overledene door deze ziel. Teksten vertellen ons dat de offergaven die aan de overledene worden aangeboden, zoals voedsel en drank, altijd bestemd zijn voor de Ka. Ondanks de boze gedachten jegens anderen, ondanks de schade aan de reputatie van anderen en ondanks de slechte daden die zich tijdens het leven van de overledene hebben opgehoopt, zal de overledene die de juist geciteerde woorden uitspreekt verwacht dat hij of of zij in het hiernamaals verenigd zal worden met de Ka. Als alleen dit hem of haar wordt gegund, en niettegenstaande de onwrikbare aard van het vonnis die zal worden uitgesproken in het oordeel over de doden, zal de overledene de vitaliteit (d.w.z. de levenskracht) van zijn of haar Ka terugkrijgen om deze opnieuw te gebruiken in het hiernamaals.
De Ka blijft altijd bovenal verbonden met de aarde, en daarom wordt Neheb-kau, de god die de Ka-krachten van individuen uitdeelt, afgebeeld als een tweekoppige slang. De slang is nauw verbonden met de geest van de aarde, en de verdubbeling wijst op het begin van een scheppende periode van het leven. Schepping wordt pas echt wanneer de oer-eenheid eenheid is gesplitst in de tegengestelden van de twee – dat wil zeggen, een dualiteit – wat wil zeggen dat de schepping pas echt wordt wanneer de oergod… tegenover zijn schepping staat.
Dit brengt ons terug bij het motief van het heilige Oog van Osiris- Sokar in het vierde nachtelijke uur van de Amduat. Gezien deze concepten betreffende de Ka en de toekenning ervan aan de gezegende doden door de slangengod Neheb-kau, lijkt een centraal thema van dit uur de vernieuwing te zijn. Dienovereenkomstig verzekert de tekst die een groep slangen in dit uur begeleidt ons dat zij “op geen enkel moment naar een (andere) plaats gaan”. De taak van deze slangen is om op hun plaats te blijven. Als een geest van continuïteit, zoals we ook kunnen definiëren de Ka, en in tegenstelling tot de vogelvormige Ba-ziel, is de slang onlosmakelijk verbonden met de aarde en in dienst van de Ka-ziel, en hij staat daarom in dienst van de concrete (fysieke) vernieuwing van het leven in het hiernamaals. De boodschap van dit uur is te blijven, te volharden, en de continuïteit te bewaren, om het beschikbaar houden van al deze kostbare geschenken die door de ka worden aangeboden. De slangvormige zonnebarak lijkt aan te geven dat alle godheden en gezegende doden die de zonnegod vergezellen, gehoorzamen aan de lotbepalende wet van de natuur.
Vervolgens kijkt een god met een krokodillen-hoofd (288) naar links, achterwaarts over zijn schouder, terwijl hij een slang (die uit de aarde te voorschijn komt) in zijn linkerhand houdt en een opgerold voorwerp ( spiraalstaf) in zijn rechterhand. Deze slang kruipt uit de grond. Een god met een valken-hoofd(289) die een was-scepter vasthoudt kijkt naar links. Tenslotte staan twee godinnen – een met een rode kroon(290), de andere met een witte kroon(291) – naar rechts kijkend.