Namen van twee goden paren:
885 (god): Nun
886 (godin): Nunet
887 (god): Hehu
888 (godin): Hehet
Tekst boven de twee goden paren:
<Zij zijn aldus in hun eigen lichamen,
Zij rusten met Ra in de hemel.
Zij zijn het die deze grote god ontvangen,
als hij uitgaan van hen
in het oostelijke deel van de hemel, dag na dag.
Ze verblijven bij hun poort van de horizon,
(maar) hun beeltenis van de Onderwereld is in deze hol.>
Omdat het een proces van vernieuwing is start het beneden register met twee groepen van vier oergoden, van de Ogdoad. De eerste groep van twee man-vrouw paren verschijnen als twee schrijdende goden (885 en 887) met was-scepters en ankh-tekens, samen met twee staande godinnen (886 en 888) met dezelfde atributen.
Namen van de acht goden en de slang in het midden:
889 (god met roeispaan): Hij die is gedecoreerd
890 (god met roeispaan): Hij met hoge bevoegdheden
891 (god met krokodillen-hoofd en roeispaan): De verschrikkelijke
892 (god met dubbele vogel-hoofd en roeispaan): De aanklager
893 (slang): Hij die brandt met zijn oog
894 (god met roeispaan): Hij wiens magische spreuken branden
895 (god met roeispaan): Vooraanstaande van zijn offerandes
896 (god met roeispaan): Hij met krachtig hart
897 (god met roeispaan): Hij van de Onderwereld
Tekst boven de acht goden en de slang in het midden:
<Zij zijn als dusdanig, terwijl ze hun roeispanen dragen.
Zij zijn het die Apopis afweren in het oostelijk deel van de hemel na de geboorte van de god.
Wat zij te doen hebben is het opheffen van de grote zonneschijf
aan de oostelijke horizon van de hemel, dag na dag.
Het is ‘Hij die brandt met zijn oog’ die de vijanden van Ra kookt bij zonsopgang.
Deze goden doorkruisen de hemel in navolging van deze grote god, dag na dag
en ontvangen zij hun (zichtbare) gestaltes bij deze hol.>
Acht goden met roeispanen staan in twee groepen van vier opgesteld (889 t/m 892 en 894 t/m 897, met tussen hen in een slang (893) die op zijn staart staat. Alle roeiers zijn mannelijke goden Derde god heeft een krokodillen-hoofd (891) en de vierde god (892) heeft een dubbele vogel-hoofd.
De middelste twee groepen dragen peddels. Ze worden gescheiden door een vuurspuwende slang. Deze goden bestrijden Apophis, die voor de laatste keer wordt weggezonden, voordat de zon opkomt.
Namen van de tien aanbidden goden:
898 (aanbiddende god): Hij die de Akh- geesten prijst
899 (aanbiddende god): Hij met moedige mond
900 (aanbiddende god): Hij die schenkt
901 (aanbiddings god): Hij die omvat
902 (aanbiddelijke god): Hij die draagt
903 (aanbiddings god): Hij die muziek maakt
904 (aanbiddende god): Hij met stralende arm
905 (aanbiddende god): Hij met efficiënte Mond
906 (aanbiddende god): Hij die beladen is
907 (aanbiddende god): Hij die een god is
Tekst bij de de tien aanbidden goden:
<Zij zijn als dusdanig,
allen rondom deze beeltenis van Osiris,
de voornaamste van de diepe duisternis.
woorden door hen gesproken tot deze grote god (Osiris)
wanneer deze grote god (Ra) voorbij gegaan is aan hem:
“Leef, Levende, Vooraanstaande van zijn duisternis!
Leef, Grootse, Voornaamste van zijn duisternis,
Heer van het leven,
Heerser van het Westen, Osiris,
Vooraanstaande van de Westerlingen.
En leef, Levende, Vooraanstaande van de Onderwereld!
De adem van Ra behoort aan uw neus,
het ademen van Khepri is met u,
opdat u leeft en levend blijft.
Gegroet Osiris, heer van het leven!”
Het zijn de goden, die in het gevolg van Osiris zijn,
die met hem verschijnen bij de eerste manifestatie.
Zij bevinden rond deze geheimzinnige beeltenis bij deze hol.
Zij leven van waarvan het (de beeltenis) leeft,
zij ademen zij door middel van het woorden van deze grote god,
en door middel van hun eigen gebeden.>
Het register sluit met tien voorwaarts schrijdende goden (898 t/m 907). Ze houden hun armen omhoog, in aanbidding naar Osiris.
naam van de liggende mummie:
908 (liggende mummie): Beeltenis van het Vlees
tekst bij de liggende mummie:
<Hij als al dusdanig,
als een beeltenis dat verborgen door Horus in de diepe duisternis.
Het is dit geheimzinnige beeld dat Shu schraagt onder Nut.
dat de grote vloed uitgaat, van de aarde, van deze beeltenis.>
De mummievormige Osiris (908), die in het dodenrijk achterblijft, ligt tegen de gebogen rand van de onderwereld. De doden verblijven bij de mummie van Osiris. Hij blijft achter in de duisternis van de onderwereld, wachtend tot de zon terugkeert. De zon wordt gezien als zijn Ba-ziel. Zoals Osiris moeten ook de lichamen van de doden in de diepten van de aarde verblijven, terwijl hun Ba-zielen in staat zijn om de zon naar de hemel te volgen. De herboren zonnegod Ra zet vanaf hier zijn reis voort in zijn dag-bark.
We zijn aan het einde gekomen van het Amduat. De begeleidende hiërogliefentekst liet aan haar lezers weten:
“Iedereen die deze mysterieuze beelden kent, is een goed verzorgde Ach-geest. Hij gaat altijd uit en in het hiernamaals. Hij spreekt altijd tot de levenden. Een miljoen keer geprobeerd en getest.”