Naam van de grote slang:
317 (grote slang): Nau-serpent- De Gladde, die straalt
Tekst bij de grote slang: <Hij bestaat op deze wijze in zijn bark, Imhet bewakend.
Hij staat bij deze geheimzinnige weg van Imhet.
Hij leeft van het het geluid als de (twee) hoofden van zijn bark spreken.>
Het beneden register start met een papyrusbark(317), met een mensenhoofd als achtersteven en boeg. Het vervoert een grote slang met een ankh-teken voor zijn mond.
Namen van vijf goden met verschillende attributen:
318 (godin): Zij van de Weg
319 (godin): Zij die klauwen heeft
320 (baviaan-hoofdige mummie-vormige figuur): Baviaan
321 (godin met het hoofd van een leeuw): Zij die tanden heeft
322 (godin met horens): Zij die de hoorns opheft
Tekst bij deze goden: <Zij bestaan op deze wijze, als beeltenissen gemaakt door Horus.
Zij staan in de aarde bij deze geheime weg van Imhet, die zij binnengaan, behorend tot de schepping in de aarde.>
Voor de bark bevinden zich vijf goden met verschillende attributen: twee godinnen(318-319), een baviaan-hoofdige mummie-vormige figuur(320) gezeten op een troon, een godin met een leeuwen-leeuwenhoofd(321), en een half-zittende godin met horens(322) (maar zonder troon).
Namen van twee grote slangen:
323 (slang): De verborgene
Tekst bij de slang: <Hij bestaat op deze wijze, behorende bij deze geheime weg van Imhet, zonder dat hij elke dag naar een andere plaats kan gaan. Hij leeft van de stemmen van de goden die tot deze weg behoren.>
324 (slang): Zij die prijst
Tekst bij de slang: <Zij bestaat op deze wijze, als de bewaakster van deze weg. Zij prijst met haar twee gezichten de grote beeltenis dat zich daarin bevindt.>
Naam van de figuren naast aan het woestijn pad: Wateren van de corpussen
Twee grote slangen staan met het gezicht naar rechts; de eerste slang heeft een ankh-teken(323) voor zijn mond, terwijl de tweede slang een mensenhoofd heeft dat uit haar staart tevoorschijn komt(324).
Namen van driekoppig slang, gevleugelde zonneschijf en twee goden.
Naam van de poort: <Mes van Eeuwigheid>
325 (driekoppige slang): Degene die beweegt.
Tekst bij de Driekoppige slang: <Dit is de geheimzinnige beeltenis van Imhet.
Licht is dagelijks in haar tot de geboorte van Khepri, die voortkomt uit de drie koppen van ‘Degene die beweegt’. Dan gaat Khepri voort.>
326 (gevleugelde zonneschijf): Khepri.
Tekst bij de zonneschijf: <Hij rust waarlijk in zijn zichtbare vorm (gestalte) als god van ‘bonte gevederte’.>
327 (god met opgeheven arm): Die in de Hemel is
328 (godin gekroond met maat-veer): Ma’at
Tombe van Ramesses V-VI
vierde uur, Detail beneden register. De veertien hoofden en de goden 326-328.
Voorbij het zigzag-pad kruipt een driekoppige slang(325). De slang kijkt richting het pad. Boven de slang bevinden zich veertien mensenhoofden, met een zonneschijf, opgesteld in twee rijen.
Onder de hoofden staan sterren afgebeeld. Het uur wordt gesloten met een mannelijk figuur(327). Hij heeft zijn arm opgeheven alsof hij wil slaan, hoewel zijn handen leeg zijn. Aan het einde van dit uur verschijnen, onder begeleiding van deze stuurman de sterren aan de hemel. Achter hem staat Ma’at(328)
De veertien hoofden, elk met een zonneschijf erboven en een ster eronder, hebben wellicht een astronomische betekenis, maar zij drukken zeker ook de troost uit die de fonkeling van de nachtelijke hemel met zijn milde lichtstraling, zelfs in dit sombere gebied van de onderwereld biedt. De voorafgaande figuur (327) genaamd “Hij-die-in-de-hemel-is” behoort tot de nachtelijke hemel, evenals de godin Maat (328) aan het einde van het register. Haar aanwezigheid toont ondubbelzinnig aan dat de goddelijke scheppingsorde niet ophoudt in dit duistere gebied, De strijd tussen Horus en Seth om de heerschappij over Egypte omvatte zowel episodes van fysieke strijd als een rechtszaak voor een goddelijk tribunaal, en we vinden verschillende toespelingen op deze rechtszaak in de beelden van het vierde uur.
Achter Ma’at bevindt zich de derde en laatste deur van dit uur. De hiërogliefentekst geeft aan (niet afgebeeld) dat de farao deze eenzame zanderige plek zal verlaten, om zijn toevlucht te zoeken aan de zijde van Ra.
Waar komt het vertrouwen vandaan dat het lijden van de zonnegod zal worden worden geheeld? In dit vierde uur van het Amduat, vinden we verschillende antwoorden. als we eens kijken naar de slotscène rechts in het benedenregister; het opvallend symbool is een gevleugelde zonneschijf genaamd Khepri (326). In scherp contrast met de dreiging van de stilstaande zonneboot op de zandbank, wijst deze gevleugelde Khepri kever vooruit in de tijd naar de veerkracht en levendigheid van de zonnegod in zijn jeugdige vorm. In de wanhopige diepten van deze woestijn, is zijn vernieuwing al begonnen. Toch kan deze vernieuwing van het bewustzijn nog niet de helderheid van het daglicht bereiken. Het is in het firmament van de nachtelijke hemel dat de gevleugelde god verschijnt voor het ogenblik.