Midden register vierde uur

Tekst boven de Zonne-bark:
<Deze grote god vaart op deze manier langs hen heen.
Het is de vlam uit de mond van zijn bark
die hem leiden op deze geheimzinnige paden,

zonder dat hij hun beeltenis ziet.
Hij roept tot hen in hun nabijheid;
het is zijn stem die zij horen.>

Tekst voor de goden, rechts van de schuine zandweg:
<Zij bestaan op deze wijze als beeltenissen van hun lichaam,
verborgen door Horus op deze ontoegankelijke weg van verborgen geheimen.
Zij zijn degenen die behoren tot de ontoegankelijke weg van toegang tot de geheimen van de Onderwereld.
Zij zijn degenen die Anubis beschermen in zijn beeltenis van de slepende, 
wanneer hij hen voorbijgaat in het verboden land.>

Namen van de goden op de zonnebark en de vier goden die de brak trekken: 
Naam van de zonne-bark: ‘Degene die de weg doorklieft’
Naam van de poort: ‘Mes die de aarde vernieuwt (Onderwereld)’

292 (god): Wepwawet (Opener van wegen)
293 (god): Sia (Goddelijke Waarneming)
294 (godin met hoorns en schijf): Vrouwe van de bark
295 (god met rams-hoofd binnen in de schrijn): Vlees
296 (god met valken-hoofd): Horus die prijst
297 (god): Stier van Maat
298 (god): Waakzame
299 (god): Hu (Goddelijke Uitspraak)
300 (god): Hij van het geheime (touw)
301 (god): Hij die behoort aan de sleeptouw
302 (god): Hij boven het touw
303 (god): Hij die het touw spant

Hier, in de Amduat, moet zelfs de grote god Re zich volledig wijden aan een proces van transformatie, waarvan de diepste structuur voortkomt uit een lot waartoe zelfs zijn goddelijke wil geen toegang heeft. In het vierde nachtelijke uur, voor de eerste keer, krijgt de zonnebarak een naam: “Degene die de weg doorklieft”. Het Egyptische woord voor “doorboren” heeft de determinatief (een hiëroglief die de betekeniscategorie van een woord aangeeft) van een mes, een snij-instrument welke gebruikt voor woorden die de manier aangeven waarop een wapen of de beet van een slang doorboort. Hoewel de Zonnegod verpoost terwijl hij gesleept wordt, sluit dit gedeeltelijke activiteit van zijn kant niet uit.

De zonnebark vaart door het uur- de standaard bark is veranderd in een grote slang, waarvan de voorsteven en achtersteven eindigen in slangen-koppen. De gebruikelijke  bemanning van de zonne-bark is aanwezig(292-303). Voor de bark staan vier goden (300-303) die een touw trekken dat verbonden is met de voorsteven van de slangen-bark.

De zonnebark moet worden getrokken, om haar over het zand voort te bewegen. Bovendien verandert de bark in het midden register in een slang, wiens vuuradem zich een weg naar de ondoordringbare duisternis boort. De scepter in Ra’s hand verandert ook in een slang.

Twee keer in dit uur van de nacht krijgt het motief van het touw speciale nadruk: in de naam van de regio, Rosetau, “actie van het slepen”, en in de vier goden (300 t/m 303) die aan de en in de vier goden die de bark voorgaan en slepen en die elk een naam hebben die naar het sleeptouw verwijst. In het vierde uur wordt de geleidelijke afdaling naar het diepste punt van middernacht bedreigd door een volledige verduistering van het zonlicht, wat in feite een kosmische catastrofe zou veroorzaken.

Een pad slingert door dit gebied, gevuld met vuur. Het ontspruit aan de monding van de heuvel. Bovenop de heuvel zien we Isis. Deze heuvel zien we in het volgende uur. Het pad wordt herhaaldelijk geblokkeerd door deuren. Er is geen omweg. Alleen een directe doorgang is mogelijk. Magische krachten zullen hierin een belangrijke rol spelen.


Namen van acht goden en goddelijke voorwerpen met verschillende attributen:
304 (mummie-vormige god met witte kroon): Hij van het tegengewicht
305 (grote kromstaf): Meset-staf van Osiris
306 (udjat-oog): Oog van Sokar
307 (ibis-hoofdige god die het udjat-oog omhoog houdt): Degene die opheft
308 (valken-hoofdige god die het udjat-oog omhoog houdt): Hij met uitgestrekte arm
309 (god met witte kroon): Wiens voorhoofd is gekroond
310 (god met twee touwen die uit de nek komen): Hij van zijn touw
311 (god): Hij met fris gelaat

Achter de tweede poort zien we zien goden en goddelijke voorwerpen met verschillende attributen. Van links naar rechts, een mummie-vormige god(304) met een witte kroon (304), voor hem staat een grote kromstaf(305), en een klein tafereel van een naar rechts gerichte god met een ibis-hoofd(307) houdt zijn armen omhoog om het udjat-oog te ondersteunen , terwijl een naar links gerichte god met een valken-hoofd(306) het oog eveneens ondersteunt. In het midden register wordt het beschadigde zonne-oog beschermd door Thoth en Sokar. Het oog is gewond en moet worden genezen, om de verdere reis succesvol te laten zijn. Een schrijdende godheid(309) met witte kroon wordt gevolgd door een figuur waarvan het hoofd vervangen is door twee touwen (310); de meest rechtse figuur is een god zonder attribuut (311).

Namen van een god met een magisch mes en vier goden met een Ankh:
312 (god met magisch mes): De vreedzame
313 (god): Geleider van het Ankh-teken (Ankh-symbool)
314 (god): Onuris (Hij die de verre godin brengt)
315 (god): Hij die beveelt
316 (godin): Meesteres van het Ankh-teken (Ankh-symbool)

Afgebeeld zijn een god die met beide handen een magisch mes vasthoudt(312), kijkt naar rechts. Achter hem staan vier goden(313-315), naar links gericht – waarvan drie goden gevolgd door een godin(316), die allen ankh-tekens in hun uitgestrekte hand houden. Zelf in deze woestijn van de dood, wordt leven geschonken aan de gezegende doden.

Dit bericht is geplaatst in Het vierde uur. Bookmark de permalink.